Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ7434

Datum uitspraak2004-08-25
Datum gepubliceerd2004-08-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200400753/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 29 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo op de voet van artikel 8a van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: de Wvg) aan de raad van de gemeente Venlo (hierna: de raad) een voorstel gedaan om (onder meer) het perceel, kadastraal bekend gemeente Venlo, sectie […], nummer […] aan te wijzen als gronden waarop de artikelen 10-24, 26 en 27 van de Wvg van toepassing zijn.


Uitspraak

200400753/1. Datum uitspraak: 25 augustus 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te Venlo, tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 21 januari 2004 in het geding tussen: appellant en de raad van de gemeente Venlo. 1.    Procesverloop Bij besluit van 29 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo op de voet van artikel 8a van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: de Wvg) aan de raad van de gemeente Venlo (hierna: de raad) een voorstel gedaan om (onder meer) het perceel, kadastraal bekend gemeente Venlo, sectie […], nummer […] aan te wijzen als gronden waarop de artikelen 10-24, 26 en 27 van de Wvg van toepassing zijn. Bij besluit van 18 december 2002 heeft de raad op de voet van artikel 8 van de Wvg (onder meer) voornoemd perceel voor de maximale duur van twee jaar aangewezen als gronden waarop de artikelen 10-24, 26 en 27 van de Wvg van toepassing zijn. . Bij besluit van 28 mei 2003 heeft de raad het door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 21 januari 2004, verzonden op die dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 26 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 27 januari 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 8 maart 2004 heeft de raad van antwoord gediend. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van de raad en appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 augustus 2004, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. M.P.W. Killaars, ambtenaar der gemeente, is verschenen. Appellant is niet ter zitting verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Het betoog van appellant in hoger beroep komt neer op een herhaling van de gronden die hij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank die gronden terecht en op goede gronden verworpen. De in hoger beroep overgelegde kopie van een notariële akte van 1 april 1999, waarin een voorkeurskooprecht is opgenomen, werpt geen ander licht op de zaak. De Afdeling wijst in dit verband op artikel 10, derde lid, van de Wvg, waarin een uitzondering is geregeld op de plicht van de grondeigenaar om de gronden aan te bieden aan de gemeente, wanneer sprake is van een optie- of koopovereenkomst die aan een aantal nader omschreven voorwaarden voldoet. Of appellant al dan niet een beroep kan doen op evenvermelde bepaling, is echter niet van betekenis voor de bevoegdheid van de raad tot het vestigen van een voorkeursrecht. 2.2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink    w.g. Molenaar Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2004 369.